Dispositie beschrijving
Enkele karakteristieken van het Nicholson-orgel (artikel Tjeerd van der Ploeg)
Het registreren en spelen op een orgel als dit betekent voor diverse organisten een kennismaking met een totaal andere benadering van het fenomeen orgel.
Het Great is geen Hoofdwerk, het Swell geen Bovenwerk en het Choir geen Rugwerk.
Nu eens niet denken aan Prestant 8′ en vervolgens octaaf 4′ en 2′. De piramidaal gedachte orgelklank van (neo-)barok orgels gaat hier niet op. Het kan natuurlijk wel maar het is niet zo bedoeld. Hoe dan wel?
Ten eerste is een Open Diapason 8′ op het Great niet het equivalent van een Prestant 8′ op het Nederlands/(Noord-)Duitse Hoofdwerk. De Engelse Diapasons zijn zeer breed en draagkrachtig, ietwat hoornachtig van klank en doorgaans breder dan de Montre 8′ bij Cavaillé-Coll.
De kleur en dynamische variatie wordt aan dit register gegeven door het Swell aan het Great te koppelen. Bovendien trek je de Diapason niet alleen. Net als bij Cavaillé-Coll hebben de diverse achtvoets labialen elk hun eigen functie in de klankopbouw.
In Schagen creëer je een mooie acht-voets registratie op de volgende manier:
|
Op Great zorgt de Diapason voor de kracht, de Keraulophon (sterk geïntoneerde strijker) voor de streek en de Clarabella, een zeer krachtige open fluit (sterker dan de Flute Harmonique bij Cavaillé-Coll), voor de rondheid. De effectiviteit van het Swell kan worden vergroot door de Oboe 8′ hieraan toe te voegen. Bij geopende zwelkast openbaart zich deze tongwerkklank die prachtig versmelt met de grondstemmen. Een zachtere registratie kan worden bereikt door de Small Diapason weg te laten. Meer kleur, diepte en vervolgens kracht kan worden verkregen door eerst op het Swell bij te registreren met de Gemshorn 4′, Bourdon 16′, Cornopean 8′, Piccolo 2′ en Mixture. Pas daarna volgen Principal 4′ en Bourdon 16′ op Great.
Vervolgens wordt het geheel nog eens aanzienlijk versterkt door het bijtrekken van de Large Open Diapason 8’op het Great. Ook pas dan kan de Open Diapason 16′ van het pedaal worden bijgetrokken. Deze geeft in Schagen een enorme, voelbare, dreun, sensationeel in de ruime akoestiek van de kerk. Engelsen noemen dit register de ‘big boom’ en de Bourdon 16′ op het pedaal ‘little boom’.
Tenslotte hebben we nog de Fifteenth 2′, Mixture en de Trumpet 8′ van het Great en de Trombone 16′ op het pedaal om te komen tot ‘Full Organ’.
Natuurlijk zijn op bovengenoemde registraties veel variatiemogelijkheden, maar het belangrijkste is te denken vanuit het Swell omdat dan crescendo en decrescendo mogelijk is.
Het bijtrekken van 2′ registers en Mixturen kan vrij lang worden uitgesteld, je krijgt dan een diepe, bronzen orgelklank die werkelijk betoverend klinkt.
Het ontbreken van de koppel Choir to Great is verklaarbaar uit het feit dat het Choir niets aan kracht toevoegt, hooguit aan kleuringsmogelijkheden.
Alles is zeer evenwichtig geïntoneerd waarbij de diverse registers prachtig op elkaar aansluiten. De zwelkast is even wennen. Bediening door de registrant kan in diverse situaties uitkomst bieden. De werking van de zwelkast is evenwel uitstekend. Behalve het Engelse repertoire klinkt ook het Franse (Franck, Widor, Vierne etc.) en Duitse (Reger, Karg-Elert) zeer overtuigend. Door de klassieke klankopbouw van het Great klinkt zelfs Bach er goed. De ruime akoestiek levert met ca. 7 seconden nagalm de finishing touch!
© 2002 Tjeerd van der Ploeg